In de ochtend van dag 3 hadden we slechts een ding op onze agenda staan; de motorrit naar het drooggevallen meer Alvord op een uur rijden. Dit relaxte tijdschema zou ons in staat stellen de Steens Mountain lus te rijden. De Steens is een ontzagwekkende en betrekkelijk onbekende berg die de westelijke begrenzing vormt van de Alvord droge meerbedding. De Steens Mt. lus is een fraaie toer, zij het vaak afgesloten vanwege de weersomstandigheden. Hoewel we de top niet konden bereiken, genoten van een aantal waanzinnige uitzichten voordat we met onze motoren rechtsomkeert maakten richting Fields.
Fields, het derde dorpje in onze rondrit met slechts een aanwezige benzinepomp, had een verrassing voor ons in petto: het mag zich de bakermat noemen van de beste milkshakes in heel Oregon. Deze worden gemaakt in een hoekje achterin een Madurodam-achtige combinatie van benzinepomp, kruidenier, restaurant en motel.
Na in de buitenlucht de nodige hamburgers en milkshakes te hebben verorberd op een krakend picknickbankje, kochten we alvast een blik chili voor het avondeten op de playa, de zandvlakte. Hopelijk zou een nacht onder de sterren het nogal fantasieloze diner goed weten te maken.
De Alvord Woestijn is een 11 kilometer brede, 19 kilometer lange drooggevallen meerbedding aan de regenachtige zijde van de Steens Mountain. Door het jaargemiddelde van een luttele 15 tot 18 centimeter aan regen, is het droge, gebarsten modderoppervlak zo glad als een biljartlaken over zijn hele oppervlak, wat het tot een extra spectaculaire plek maakt. Ook al heb ik de Alvord al een keer of 5-6 bezocht, nog nooit heb ik dat gedaan op een motor, iets wat altijd aan me is blijven knagen sinds ik tien jaar geleden naar Oregon verhuisde.
Toen we eenmaal de onverharde weg vanuit Fields achter ons hadden gelaten en de ‘playa’ op rolden, was ik door het dolle heen om deze nieuwe mijlpaal in mijn motorrijdersbestaan. De magie van Alvard bestaat uit alles wat ontbreekt: bochten, rechte einden, snelheidsbeperkingen, wielsporen. Ook wil er maar geen einde komen aan de kick om het gas te openen en iedere richting op te gaan die je maar wilt. Motorrijden is een ervaring die altijd gebonden is aan een bepaalde vorm, maar deze vlakte is onbegrensd, onbeperkt; alsof je glijdt over een wit vel papier onder je wielen.
Na een aantal uren het hele gebied kriskras verkend te hebben, begonnen we onze overnachtingsopties af te wegen. Mijn insteek is altijd midden op een terrein de tent op te slaan; misschien zinloos vanuit een praktisch oogpunt, maar fotografisch gezien de beste optie. Ver weg van puin en ander grof erosiemateriaal van het laagland, zouden we onze tenten en motoren kunnen fotograferen op een manier die de enorme, spectaculaire leegte optimaal zou uitbeelden.
Terwijl we de bagage van de motoren haalden, begonnen donkere, dreigende wolken zich samen te pakken, al hielden ze daarboven de sluizen gesloten. Om ons heen bleef het echter niet droog; de regen stortte neer over de ver weg gelegen heuvels in het oosten en trok over de vlaktes in noordelijke en zuidelijke richting, waarbij ook de Steens Mountain in het westen niet gespaard bleef. Vreemd genoeg was de regen niet op ons gericht. Matt groeide op in de Midwest waar dit soort luchten de voorbode zijn voor tornado’s; herinneringen kwamen in hem op van zijn vlucht naar schuilkelders tegen het noodweer. Scott en ik waren meer gebiologeerd door de donkere, rondcirkelende wolken dan door de aanwakkerende wind. Dus toen Matt aankondigde dat we zouden kamperen bij de warmwaterbron, gingen we ervan uit dat het noodweer op deze vlakte zou kunnen ontaarden in een wel heel avontuurlijke belevenis.
Wat ons besluit nogal dom maakte, was niet wat we wisten, maar wat we níet wisten. Enige regen op de playa zou hooguit wat gladheid kunnen betekenen de volgende ochtend op de motor, toch? Dat leek ons een acceptabele prijs om te betalen voor gegarandeerd verbluffende foto’s van een ondergaande zon met oranje opgloeiende tenten in een totale leegheid. We hadden geen bliksem opgemerkt, dus zou onze grootste bedreiging hooguit bestaan uit een modderige ondergrond. Wie ligt daar nu wakker van?
Bij het vallen van de avond brachten we ons statief in stelling en schoten we de foto’s waarop we hadden gehoopt; opnames van dreigende wolken die boven onze tenten uittorenden op de immens uitgestrekte desolate meerbedding. Met de zonsondergang kwam ook neerslag, aanvankelijk in de vorm van lichte regen. Maar de windvlagen waren zo sterk dat ze het tentdoek platsloegen waardoor we op onze gezichten de regen door de nylon buitenstof voelden.
Om 5 uur ’s ochtends regende het nog steeds. Kennelijk was de complete jaarlijkse regenval voorbehouden aan de nacht waarin we midden op de vlakte aan het overnachten waren. Omdat ik toch niet meer kon slapen, besloot ik maar uit de veren te gaan om onze situatie te overzien in het zwakke ochtendlicht. Ik schoot m’n slippers aan en bij de eerste stap trok de zool een dikke laag modder uit de bodem. Bij iedere volgende stap kwam er een nieuwe laag blubber bij aan de zolen, waardoor het leek alsof ik een trap omhoog liep. Uiteindelijk stonden mijn voeten op een modderlaag van zo’n tien centimeter dik en woog iedere slipper ineens een kilo of negen. Dit had ik nu ook weer niet verwacht.
Het regenwater had zich in de bovenlaag van de playa gezogen waardoor een lijmachtige substantie ontstond die aan alles plakte waar het mee in contact kwam, behalve aan de droge laag eronder. Even overwogen we onze spullen te pakken en te vertrekken, maar een enkele wielrotatie leidde al tot modderophoping in de spatborden. Alles wees erop dat engelengeduld de enige optie was. We hadden ook geen idee hoe lang het zou duren voor de bovenlaag opdroogde; een paar uur? Dagen? Een week? Bij gebrek aan alternatief trokken we onze motorkleding aan en pakten we onze camera’s voor de lange, lange wandeling naar de warmwaterbronnen.
Ons besluit om te overnachten op de desolate vlakte leidde tot een van de meest surrealistische en spectaculaire motordagen die ik ooit had meegemaakt. Na zo’n drie kilometer ploeteren over de vlakte kwamen Scott en ik aan bij de hot springs waar we Matt zelfvoldaan zagen ronddobberen. Matt was goed uitgerust en bepakt & bezakt voor vertrek, totdat we hem vertelden te zijn gestrand in een letterlijke zee van modder. Met geen andere opties achter de hand, gingen we maar koffie halen om ons te laven aan het warme mineraalwater, met uitzicht op de sneeuwval op de Steens Mountain.
Gezien de hoeveelheid dillema’s was dit nog niet eens de verkeerdste optie.
Na een tijdje kregen we gezelschap van een bont gezelschap aan vermakelijk gasten, uiteenlopend van een transgender kwantumwetenschapper tot aan een breiende Jeep-eigenaar. Met verbazing aanschouwden we de sneeuwval aan de bergtop, terwijl twee cowboys te paard voorbij trokken. Bizar. Enige tijd later verscheen de zon en wakkerde de wind aan; we besloten de vlakte te gaan inspecteren of deze al genoeg opgedroogd was om de motoren te bevrijden.
Breiende Brian bood ons een lift aan, gewapend met walkietalkies voor het geval we vast zouden komen te zitten. Bij het verlaten van de warmwaterbronnen en het betreden van de meerbedding werd al snel duidelijk dat het regenwater voldoende geabsorbeerd was om ons kamp te bereiken, omringd als dit was door modderige voetstappen in de opgedroogde klei.
Scott en ik braken de tenten af, bepakten de motoren en reden met een grote omweg van de laag gelegen plekken waarin we nog regenwater vermoedden. Onderweg kregen we een klein vliegtuig in de peiling en reden eropaf voor een gesprekje met de piloot. Net als wij, werd ook deze avonturier gedwarsboomd door de weersomstandigheden. Het zorgde voor een vermakelijk gesprek waarin we een vergelijking trokken tussen onze beide manieren van reizen.
Bij terugkeer in de hot springs liepen we een langeafstand fietser en Tvula tegen het lijf, onze kwantumfysicus. Beiden hadden altijd de wens gekoesterd om eens motor te rijden en wij waren de beroerdste niet om ze die gelegenheid te gunnen. Tvula’s 100 mijl per uur rit over de zandvlakte moet wel het hoogtepunt van zijn reis zijn geweest.
Dat we al dit soort prettig gestoorde types troffen tijdens onze noodgedwongen, maar onvergetelijke timeout, hadden we te danken aan de keuze op de zandvlakte te willen overnachten. Anderzijds volstaat het louter nemen van avontuurlijke beslissingen niet, zolang je jezelf er niet volledig in verdiept. Anders gezegd, je zult onderweg mensen moeten aanklampen, jouw ervaringen met hen delen en goed luisteren naar de verhalen die zij op hun beurt te vertellen hebben. Dit is misschien wel een van de belangrijkere lessen die je ter harte moet nemen wanneer je een motoravontuur wilt aangaan.
Pas rond een uur of twee ’s middags zetten we koers naar onze volgende bestemming, Leslie Gulch; een kleine canyon die snijdt met het Owyhee stuwmeer aan de oostgrens van Oregon. Deze kloof wijkt af van alle overige in de staat door zijn felrode rotsformaties en slingerende canyons. Ons plan was te proberen Rome Station te bereiken om daar de nacht door te brengen. Het ligt niet alleen dicht bij Leslie Gulch, maar is tevens de enige pleisterplaats voor eten en benzine tussen Alvord en Leslie.
Bij het binnenrollen in Rome, de laatste plaats in onze toer door dorpen met slechts een slaapplek en pomp, hadden we onze hoop gevestigd op een geopende benzinepomp en een beschikbaar onderkomen, als was het er maar eentje. Maar ook Rome blijkt zo’n stadje met een gecombineerd benzinestation-eetcafé-motel. In het oostelijke deel van Oregon liggen keuzes nooit voor het oprapen; een tweede optie bestaat vaak uit honger, dorst en een lege benzinetank.
Bij het afladen van de motoren troffen we een stel met breed geschoeide off-road fietsen. Ik ging een gesprek met ze aan, simpelweg omdat ik dat nu eenmaal doe op reis. Cameron bleek bezig een 1000 mijl lange onverharde route dwars door Oost-Oregon in kaart te brengen en te beschikken over een immense kennis aan lokale wegen en paden. We nodigden ze uit voor het avondeten op een schaduwrijke patio. Cameron vertelde ons over een geheime warmwaterbron in het zuiden, geflankeerd door een natuurlijk overloopzwembad direct aan de rivier. Op zoveel geluk en hartelijkheid hadden we nu ook weer niet gerekend. Enthousiast geworden, schrapten we de complete planning van de dag erna om deze magische plek te kunnen bezoeken, die Cameron beschreef als ‘de mooiste bron die ik ooit heb meegemaakt’.